Groen doolhof

Valin reikt mij zijn hand als ik na hem het meer uitstap. We hebben net om een verlaten schip heengezwommen, dat sinister ligt te kraken in de wind. Volgende keer klimmen we er op. De ondergaande zon maakt de lucht heiig. Vlug kleden we ons aan. “Daarginds staat Moerasspirea,” zeg ik, in de verte wijzend. “Dat wil je gaan plukken,” raadt Valin gelijk. Peinzend knik ik. “Hoe komen we daar?” vraagt hij. “Door het Maïsveld,” weet ik. We lopen tussen het hoge gewas door, dat ons haast het zicht ontneemt. De bladranden zijn behoorlijk scherp en snijden waar onze huid onbedekt is. “Oh, de beek!” herinner ik me als het water al haast zichtbaar is. “Daar kunnen we trouwens wel doorheen waden.” Valin kijkt me lachend aan. “Echt niet! Laten we terug gaan en dan via het pad achterlangs lopen.” “Het is ondiep, ik heb hier wel eens gezwommen,” breng ik er tegen in. Hij weet inmiddels dat wanneer ik ergens een pad heb verkend dit geen enkele garantie biedt, mocht ik mij al herinneren waar ik precies geweest ben. Er zijn nog altijd de vreemdste dingen te verwachten. Vlug snelt hij voor me uit en verdwijnt in het groen. Ik vind mijn eigen weg tussen de hoge stengels door. Richting het pad dat inderdaad ook naar de planten leidt die ik graag wil plukken om te drogen.

Ineens bevind ik mij op een open plek in het veld. De Maïsstengels zijn duidelijk ergens door omgeknakt. Net als ik mij afvraag waarom dit het geval is, ontwaar ik een plant die tot net aan mijn knieën reikt. Onmiddellijk herken ik deze als een vrouwelijke Wietplant. Er staan er meer. “Valin!” roep ik. “moet je dit eens zien.” Hij komt naar mij toegesneld. “Wauw,” zegt hij enthousiast. “Hoe geniaal, dit kan geoogst worden voor de Maïs eraf gaat. Wie zou die hier neergezet hebben?”. Dat kunnen er velen zijn. Wellicht de Indiaan die in een nabijgelegen caravan woont. Of een van de drugsdealers uit de woonboten. We overwegen of we onze vrienden van deze vondst gaan vertellen. Naast dat het een goed verhaal is, zal een aantal van hen in het gewas geïnteresseerd zijn. “De boer zal niet heel blij zijn als zijn Maïsveld plat gelopen wordt door cannabisjagers,” merk ik op. Valin knikt. “We kunnen het beter zelf in de gaten houden.” Oogsten is wellicht niet zo een goed idee. Een van de woonbootbewoners is een beroemde kikboxer. In het geval hij er iets mee te maken heeft, blijven we toch beter vrienden.

Inmiddels zijn we op het pad aangekomen wat achterlangs loopt. Vanaf hier is duidelijk te zien dat de beek behoorlijk diep is en snel stroomt. “Toch ga ik eens met de Indiaan praten,” zegt Valin peinzend. Ik kan niet ontkennen dat ik erg nieuwsgierig ben hoe de Wietplanten in het groene doolhof terecht zijn gekomen. Maar eerst gaan we Moerasspirea oogsten. Kamille en Duizendblad staan er ook. Eveneens heel geschikt om kruidenthee van te maken.