In een tussencoupé heb ik een mooi plekje gevonden. Iedereen speelt zijn rol perfect hier. Er zit een man die duidelijk ver gereisd heeft met zo’n wijze alwetende blik in zijn ogen onbewogen te glimlachen. Een andere man met grote koffers draagt een traditioneel pak. Op zijn hoofd een keppel, aan beide kanten van zijn gezicht hangt een zorgvuldig gemodelleerde pijpenkrul. Uit een van zijn tassen steekt een zwarte bolhoed. Vermoedelijk hangt hij de joodsorthodoxe religie aan. Ik zit er dan tussen met mijn backpak waar een pas gevlochten mand aan hangt bevestigd. Daar komt de conducteur binnen. Ook hij gaat helemaal op in het spel, met zijn eigen mooie pakje en kaart knip apparaatje. De alwetende man laat gewoon zijn kaartje zien. De andere man vraagt in het Amerikaans naar de ritprijs en begint in zijn bagage naar geld te spitten. Ik wil al aanbieden dat hij wel een ritje op mijn 10-ritten-van-E7,90-door-Belgie-kaart mag, maar daar komt al een stapel briefgeld te voorschijn. Ik had het kunnen weten. Alle andere clichés heeft de jongeman al prachtig bevestigd, dus waarom niet degene van het vele geld. Nonchalant biedt hij een briefje aan. De conducteur slaat druk aan het rommelen op zijn apparaatje om er een kaartje uit te toveren.
Dan ben ik aan de beurt. Mijn 10-ritten-van-E7,90-door-Belgie-kaart is in orde. Maar omdat ik doorreis naar Nederland, mag ik nog een kaartje laten zien. Het leuke van België is dat een retourtje daar een maand geldt. Ook al reis je alleen het stukje van het grensstation naar Nederland in België. Mijn kaartje is echter al eens voor de terugweg gebruikt, beweert de conducteur. Ik ben totaal verbaasd. Hoe kan dat nu, ik zit hier toch op de terugweg? Er staat wel een stempel op, van de zelfde dag als waarop ik het kaartje heb gekocht. Aan de positie van die stempel is duidelijk te zien dat het om een terugrit gaat, houdt de conducteur vol. Ik weet heel zeker dat ik met de heenweg begonnen ben. Hij raad me vriendelijk aan op het volgende station uit te stappen en een nieuw kaartje te kopen om zo fikse boete te vermijden.
Ik blijf naar het kaartje staren, terwijl ik steeds minder van de wereld begrijp. Dan lift ik wel naar huis, besluit ik bij het volgende station. Een grote horde voetbalfans vertraagt mijn uitstappoging. Daar is de conducteur weer. Hij ziet mijn ontreddering en brengt me naar de Nederlandse conductrice die via de stempelcode kan achterhalen in welke trein ik heb gezeten. De beste man gelooft in mijn onschuld. “Ze is een beetje verward,” zegt hij ook nog. Ik haal opgelucht adem. Verward. Dan ben ik minder ver gezakt op de emotionele ladder, die van diepe depressie naar ultiem geluk loopt, dan ik dacht. De conductrice constateert dat de trein waarin ik heen gereisd ben überhaupt niet bestaat. Mijn kaartje is waarschijnlijk fout afgestempeld. “Een spooktrein dus,” zeg ik. Mijn wereld is weer normaal. Glimlachend vervolg ik mijn reis.