Het is al weer licht. Afgelopen nacht heb ik dansend doorgebracht met vrienden en onbekenden. We zijn op een festival in Duitsland waar we de backstage keuken runnen. Een van de onbekenden, een Rus, is mij gevolgd naar het meertje met de waterval. Waarom weet ik eigenlijk niet. Het interesseert me nauwelijks. Ik ga gewoon zwemmen. Hij duikt me achterna. Al snel zijn we bij de waterval. “Er zit een draak achter,” beweert hij. Prima. Leuk idee. Hoewel het enige wat ik bij de waterval heb gezien een kikker is, die daar een paar nachten geleden in het lamplicht nachtvlinders aan het vangen was. Nu hoor ik dus hele verhalen over de draak die ik uiteraard grif bevestig. Helaas spuwt het beest geen vuur en mijn metgezel begint een beetje blauw te zien. Ik stel voor dat we het water weer eens uitgaan. Terwijl we terugzwemmen, zegt hij dat hij het zo fantastisch vindt en vraagt waarom ik naar hem gelachen heb. Oh, is hij me daarom gevolgd? “Ik had goede zin,” verklaar ik en vraag me af naar wie ik niet gelachen heb die nacht.
Klappertandend springt hij rond op de kant. “Hheb je het niet kkoud?” vraagt hij rillend. Er staat een felle wind. “Ik kom hier iedere dag,” vertel ik hem. “Ik ben het gewend.” Zijn toestand doet een beetje zorglijk aan. Ik heb geen idee wat de beste kerel allemaal tot zich heeft genomen de afgelopen nacht. Om op te warmen stel ik voor een kop gemberthee te gaan scoren. Het heeft zo zijn voordelen als je in de keuken werkt. Hij wacht op mij, als ik snel backstage ga.
In de keuken is nu de nachtploeg bezig. Althans, dat is het idee. In praktijk is de nachtploeg naar bed en hebben hun werk aan een stel 6-uur-vrijwilligers overgelaten. Zij werken om een deel van hun kaartje vergoed te krijgen en zijn overal inzetbaar. Vandaag is de chaos minder groot dan anders. Als ik vertel om gember te komen, is er zowaar eentje die weet waar het spul ligt. Ik dank deze gemberdealer. Vlug breng ik mijn drenkeling een kopje verwarmende drank en wens hem een goede nacht.
Intussen is mijn ochtenddienst begonnen. We mogen voor 500 mensen ontbijt klaarmaken. En lunch. En avondeten. De 6-uur-vrijwillers zijn er nog. Mijn collega’s komen langzaam binnendruppelen. De meesten hebben net als ik de nacht doorgehaald. Eentje hangt bezopen over de buffettafel. Ik trek hem daar gauw weg, en prijs me gelukkig dat onze gasten ook niet geheel nuchter zijn. Vlug sommeer ik hem zijn broek dicht te maken en zijn hoofd onder de koude kraan te houden. Daarna zet ik hem in een hoek om 25kg uien te schillen voor de lunch.
Uren later zit mijn dienst erop. Ik kan nog net een paar uurtjes slaap pakken, tot een nieuwe nacht vol avontuur begint. Bij de bliksemmachine, een apparaat dat constant lichtflitsen genereert, heb ik afgesproken met mijn gemberdealer. Al gauw lopen we door de regen, op zoek naar vertier.