“Kijk, hij heeft een stropdas om!” roep ik naar Diënne, terwijl ik naar de zanger van het punkbandje wijs dat voor ons staat te spelen. Uit zijn openstaande blouse piept de punt van een tatoeage naar buiten. Hij heeft er wel meer. Op zijn armen staan een aantal ondefinieerbare kleurige objecten. “Hi hi, ja. Of misschien is het een lolly, weet je wel, zo een kleurige van de kermis,” bedenkt Diënne. Dat zou inderdaad ook kunnen. Enthousiast moedigt de zanger ons aan mee te zingen met het volgende nummer. Niemand kent de tekst, maar dat mag de pret niet drukken. De pit wordt helemaal wild. Ik beuk een jongen weg die onze kant opgeslingerd komt en hij beukt vrolijk terug. “De punt van een zwaard,” roep ik Diënne toe. “Allicht hoopt hij dat we denken dat het de punt van zijn penis is,” vermoedt ze. Zo raden we nog even door. Kasteeltoren, lampenkap, spookschipzijl. “Hij heeft voor de rest best traditionele plaatjes,” weet Diënne. “Een tovenaarshoed,” probeer ik dan. “Zie je trouwens dat die jongen achter het keyboard een beetje de functie van triangelspeler vervuld?” vraagt Diënne. Ik volg haar blik. Hij staat er inderdaad redelijk verveeld bij. Dan springt ineens iemand het podium op en gaat meezingen met de getatoeëerde zanger. De keyboardspeler gaat nu helemaal los. “Hij heeft dat vast geregeld,” meen ik. “Ja, en de rest van de band probeert al maanden van deze stalker af te komen, maar dat is weer niet gelukt,” zegt Diënne lachend. “Of het is gewoon hun grootste fan,” opper ik. We worden intussen steeds nieuwsgieriger naar die tatoeage van de zanger. “Durf jij hem straks te vragen wat het is?” vraagt Diënne mij. “Natuurlijk, als we backstage kunnen komen,” zeg ik haar toe. Dat gaat zeker lukken, aangezien we in ons favoriete kraakpand zijn. Een volgend nummer begint. Er duiken een paar crowdsurfers op. Eentje is vrij stevig en kan maar met moeite omhoog gehesen worden. Er wordt een nummer van Slayer ingezet. Dit levert een volgende gastzanger op. Een wat oudere man brult vrolijk mee in de microfoon. Trots stapt de hij daarna het podium af. De zanger kondigt met een grijns het laatste nummer aan. Een lading bier spettert onze kant op als de pit weer wild in beweging komt. Snel daarna verdwijnt de band van het podium. “Ik houd ze tegen bij de achteruitgang,” zegt Diënne strijdlustig. “Dan kan jij die zanger ondervragen.” Deze actie blijkt niet nodig, de band heeft zich omgekleed en komt het podium weer opgelopen om hun spullen op te ruimen. Snel glip ik naar voren en zwaai lachend naar de zanger. Hij komt mijn kant op. “Wat heb je voor tatoeage op je borstkas staan?” vraag ik hem direct. Een beetje verbaasd staart hij me aan. “Uh, een hart met een mes erdoor.” Hij trekt zijn shirt omhoog om het tafereeltje te laten zien. Zonder te kijken bedank ik hem. “Heel cliché,” zegt Diënne. Ik beken een stropdas toch leuker gevonden te hebben, maar eigenlijk ben ik niet zo voor de tatoeages. Met zo’n ding ben je nooit meer helemaal naakt.