15 juli, 2010
Ergens weet ik wel dat het gewoon mijn slaapzak is die daar ligt. Ik zit met mijn rug tegen de verwarming, rillend van de kou, gloeiend van de koorts en kijk ernaar. Kan het ding niet meer plaatsen. De hele realiteit heeft het trouwens begeven. Is in een nietszeggende brei van informatie veranderd. Ik staar voor mij uit. Neem een gedachte waar over die slaapzak, dat ik die naar mij toe zou trekken. Iets doet mij die impuls volgen, of andersom. In ieder geval heb ik wat later die slaapzak om mij heen. Iets minder koud volg ik het gevecht in mijn hoofd. Analyses buitelen over elkaar heen. Verhaaltjes over hoe ik in deze toestand geraakt ben. Ideetjes over hoe ik er weer uit kan komen. Ik ben benieuwd naar de uitslag. Toch wel, ook al komt er steeds het zelfde uit, volg ik steeds het zelfde patroon. In deze chaos heeft iets anders weinig kans van slagen.
Ik doe een poging mij op mijn ademhaling te concentreren. Verder hoeft er niets, alleen maar ademhalen. Dat is al vaker mijn redding geweest, herinner ik mij. Maar wat is een herinnering meer dan het zoveelste verhaaltje? En de toekomst? Even nietszeggend en beangstigend. Mijn leven ontglipt me, ik weet niet waar ik de kracht kan vinden mijzelf bijeen te houden. Ademhalen. Ik merk dat ik misselijk ben. Tranen rollen over mijn wangen. Hier liggen vandaag geen antwoorden. Waar wel?
Soms schept de situatie compleet omdraaien een opening. Iets van de andere kant bekijken kan helpen je er niet mee te identificeren waardoor je je vrijer gaat voelen. Nu krijg ik dan dat de slaapzak mij wezenloos zit aan te staren. Ik hoor de smurfen al op de deur kloppen om met dit feestje mee te mogen doen. Dit gaat hem duidelijk niet worden.
Ik moet hier vandaan, besluit ik. Alleen heb ik geen flauw idee waar ik eigenlijk ben. Ik ken de historie die erbij hoort wel, maar die had evengoed anders kunnen zijn. Ik besluit altijd dat ik weg moet. Aangezien ik mijzelf steeds meeneem is van een geslaagde vlucht nooit sprake. Op een gegeven moment vind ik weer dezelfde toestand terug. Dezelfde waanzin die me dreigt te verscheuren en werkelijkheid doet versmelten tot een kluwen mist die ik niet bevatten kan. Heeft het dan wel zin om weg te rennen? De drang is sterk. Wankelend sta ik op, poog zo terug te keren naar de realiteit, maar zweef steeds verder weg. Te veel impulsen, te veel informatie. Kortsluiting.
Het sputtert nog wat door, maar mijn lichaam is op een of andere manier in liggende toestand geraakt. Slaap overmant mij vrijwel onmiddellijk. Uren lig ik in coma. Dan word ik wakker en hé daar ben ik zowaar weer. Alles werkt prima in mijn hoofd zie ik. De wereld is ook normaal, niks vreemds te bespeuren. Ik blijk zelfs in mijn slaapzak te liggen. Zie je, ik wist dat ik iets met dat ding moest. Dat de oplossing zo simpel kan zijn als een nacht goed slapen.