Voorbij de wildernis

Eigenlijk ben ik helemaal geen stadsmens. Toch is het al weer enige tijd geleden dat ik het platteland achter mij heb gelaten en zo ongeveer midden in het centrum terecht ben gekomen. In allerlei opzichten een merkwaardige situatie. Alleen het feit dat ik weer eens echt ergens woon is eigenlijk al merkwaardig.

Jarenlang heb ik namelijk rondgetrokken, op zoek naar een kruidenvrouwtje wat vast ergens in een of andere grot op de hei verborgen moest zitten, wachtend op mij om al haar kennis over te dragen. Ik genoot van de ochtendzon die op dauwdruppels scheen terwijl jonge konijntjes tikkertje speelden met een felgekleurde vlinder. Vrolijk vogelgezang begeleidde mijn weg. Zo nu en dan streek ik op een of andere boerderij neer, waar ik mijn diensten aanbood voor een goed bord eten en een lekker slaapplekje. Op deze manier heb ik een hoop kennis opgedaan van oude, haast vergeten ambachten, zoals scones bakken met echte karnemelk, riet snijden voor de reparatie van een strodak en een stel geiten in de stromende regen ontdoen van overtollige nagelaanwas. Geregeld ontmoette ik bijzondere mensen, zoals een meneer die mijn hand las, terwijl ik op een been moest staan.

Bijzondere dieren ontmoette ik misschien nog wel meer. Een groep reeën die plots uit de mist tevoorschijn kwam. Een laag over vliegende uil in de avondschemer of een zwerm vuurvliegjes die de boskant omtoverde in een sprookjes wereld. Op een dag was er een onweerstaanbaar schattig klein katertje, wat ik gelijk in mijn hart sloot. ‘Wies, doe dat nu niet!’ Riep een stemmetje in mij, ‘met zo een diertje is het afgelopen met rondzwerven en reizen.’ Maar dat kwam te laat, ik was al lang op ‘t katje afgelopen en aaide het. Hij hechtte zich onmiddellijk aan mij. Niet lang daarna barstte een oorverdovend onweer los. Er restte mij niets anders dan het katje veilig mee te nemen.

Nu ja, en van het een kwam het ander. Een romantische zoektocht gaat echter niet heel soepel samen met de verzorging van een jong katertje dat ernstig niesziekte blijkt te hebben en er bovendien een imposante verzameling vlooien en mijten op na houdt. Zodoende kwam ik op het idee een heuse opleiding te gaan volgen tot Herborist. Weer in de schoolbanken kruipen en zo over kruiden leren, dat was nog eens wat anders.

Zoals met opleidingen meestal het geval is, werd deze midden in de stad gegeven. Samen met mijn katje Erin ging ik op zoek naar een woning. De eerste beschikbare kamer bleek geel te zijn. Weer was ik gelijk verkocht. Geel is namelijk mijn lievelingskleur, om het maar even zwak uit te drukken. Het zou misschien beter zijn te spreken van een obsessie, ware het niet dat dat zo negatief klinkt en ik de kleur geel juist helemaal niet als negatief ervaar. Erin en ik zijn er ingetrokken.

Zo ben ik dus midden in de stad terecht gekomen. Erin heeft de boerenerven vervangen voor stadsdaken en de wijde omgeving muisvrij gemaakt. Mijn kruidenkennis groeit gestaag.