Het gras knisperde onder mijn blote voeten. Blijkbaar had het toch gevroren vannacht. In het duister was moeilijk te zeggen wat er nog meer bevroren was. Het weerhield mij er niet van mijn missie voort te zetten: een duik in het ijskoude water. Zo vaak was ik op dat uur van de dag niet in de buurt van een meertje. En in de buurt van een warme douche om weer op te warmen. Daar was het water al. Mijn badjas liet ik van mijn lichaam glijden. Rustig liep ik naar voren, stapte het meer in. Dook toen onder water. Ik genoot van het gevoel dat de intense kou bracht. Kleine naaldjes leken overal in mijn lichaam te prikken. Een paar forse zwemslagen brachten mij verder van de kant af. Om bij bewustzijn te blijven, zong ik een liedje in mijn hoofd. Concentratie was belangrijk. In het water zwommen ook een paar zwanen. Mijn kat keek toe langs de kant. Langzaam kleurde de lucht door het terugkerende daglicht. In een toestand van extreme kou ziet dat schouwspel er altijd nog intenser uit. Er leken kleuren te zijn die ik onder normale omstandigheden niet kan zien. Tijd om het water weer uit te gaan, besloot ik. Wat stond dat Wilgen boompje, waar mijn badjas lag, ineens ver weg. Gelukkig had mijn lichaam zich aangepast aan de kou. Moeiteloos zwom ik terug. Toen ik de kant op klom, bleek mijn lichaam toch enigszins verstijfd. Snel sloeg ik de badjas om mij heen en aanvaarde de terugweg. Het was een klein stukje lopen. De bevroren grond was pijnlijk goed te voelen. In ieder geval had ik nog gevoel in mijn voeten. De rest van mijn lichaam begon aangenaam te tintelen. Weer binnen sprong ik onder de warme douche. Dat bleek een slecht idee. Ik begon te bibberen en wist niet meer wat warm of koud was. Een pot verwarmende kruidenthee bleek beter te werken. Ik maakte iets met Gember en Kaneel. Mijn kat had liever wat anders gehad, maar ik was al snel weer op temperatuur.