gedonder

Ineens begint het te waaien. Het overvloedige zonlicht wordt getemperd door een donker wolkendek dat aan komt snellen. Aan de dakgoot hangt een pimpelmeesje dat zijn nekje helemaal ronddraait om nog gouw wat laagvliegende insecten te vangen. Ook de zwaluwen vliegen laag achter de insecten aan.

Nu de thermische luchtdruk is gekelderd, zijn de insecten mee naar beneden gekomen. Vaak gaat het om insecten zoals tripsen. Ze laten zich meevoeren op de beweging in de lucht die ontstaat door luchtdrukverschillen, om zo steeds nieuwe voedselgewassen te kunnen bereiken. Als de vogels ze niet eerst opeten natuurlijk.

De geladen lucht laat grillige patronen zien in de wolken. Een eerste bliksemflits wordt gevolgd door een harde donderslag. Omdat het licht sneller reist dan het geluid, is aan de hand van de tijd tussen de bliksem en de donder te bepalen hoe dichtbij het onweer is. Elke drie seconden is een kilometer. Zit er meer dan negen seconden tussen, dan weet je dat het onweer nog zeker drie kilometer verderop is.

Bliksem springt van wolk naar wolk, maar kan ook op de aarde inslaan. Dat maakt onweer best gevaarlijk. Hoge plaatsen, metaal, water en elektriciteit trekken speciaal de bliksem aan, omdat ze het snelst geleiden.  In huis van de ramen vandaan, zit je dan ook het veiligst voor onweer.  Of in een gesloten  auto. Die vormt een zogezegde kooi van Faraday en voert de bliksem via de buitenkant af. In de auto kun je goed van het schouwspel dat t onweer biedt genieten.

Mocht je in het open veld door onweer worden getroffen, ga dan op je hurken zitten met je voeten zo dicht mogelijk tegen elkaar en je armen om je benen geslagen. Mocht je het droog houden, dan ben je een stuk veiliger, maar meestal vallen na de eerste donderslag al snel dikke druppels warme regen uit de lucht; de voorbode van een stortbui. Veel dieren zoeken ook een schuilplaats als het onweer losbarst, maar regenwormen komen juist tevoorschijn.  Ze ontvluchten niet alleen hun ondergelopen gangenstelsel, ook paren ze graag bovengronds onder natte omstandigheden.

Bomen bieden een slechte schuilplaats tegen onweer. Vaak trekken ze met hun hoogte de bliksem aan. Er zijn fabeltjes dat een beuk beter beschermt tegen onweer dan een eik. Dit idee is ontstaan, omdat de schade bij blikseminslag aan een eik vaak veel groter is. In tegenstelling tot de beuk heeft de eik een grove stam, waar veel water tussen de groeven komt. Bij blikseminslag kookt dit water heel snel, waardoor grote scheuren ontstaan en takken afbreken.  Langs een gladde beukenstam stoomt het water zo naar beneden, zonder extra schade aan te richten.

Onweer is niet alleen in de lucht spectaculair, de elektrisch geladen lucht zorgt voor allerlei interessante neveneffecten. Sommige micro-organismen gaan een groenig licht uitstralen, dit verschijnsel heet fluorescentie, waardoor je ineens lichtgevende stukjes rottend hout kunt vinden.

Tot slot nog een tip, mocht je je huis lekker willen luchten na een onweersbui, houd er rekening mee dat er soms heel veel muggen rondvliegen, zelfs als het nog stortregent.

This entry was posted in Blog and tagged , , , , , . Bookmark the permalink.

Reply

Your email address will not be published.

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>