We kijken elkaar aan. Ze staat een stukje verderop bij het station te wachten. Nog eens ontmoeten haar ogen de mijne. “Organiseer jij de kruidenwandeling?” vraagt ze me dan. Dat bevestig ik. Ze stelt zich voor en voegt zich bij mij. Daar komt nog een studente aangefietst om zich bij het kleine groepje aan te sluiten. “Die jongens gaan vast ook mee,” zegt de eerste studente, wijzend op een om zich heen speurend groepje. Ze krijgt gelijk. Elisabeth, die mij heeft uitgenodigd vanuit het WE-festival komt er aan met een fiets voor mij. Wanneer de groep compleet is, fietsen we de grens over en komen in België terecht. Een modderig pad, brengt ons bij de bosrand. Er ligt een grote steen waar we de fietsen omheen draperen. Midden tussen de kruiden, stel ik geamuseerd vast.
We zijn met een multicultureel gezelschap. In het Engels steek ik van wal. De namen van de kruiden waarover ik vertel, ken ik meestal niet in deze taal. Gelukkig zijn er de wetenschappelijke namen om de exemplaren juist te benoemen. Het is ons bovendien meer te doen om de heilzame eigenschappen van de planten. De studenten maken enthousiast foto’s van alles wat er groeit en bloeit.
Brede Weegbree, Smalle weegbree. Ik vertel hoe dit kruid een keelontsteking aanpakt en dat het uitwendig gebruikt de jeuk van insectenetend kan verminderen. Over de Paardenbloem; welke delen van de plant bruikbaar zijn om de leverfunctie te stimuleren. Een verhaaltje over de Bijvoet; hoe dat vroeger in schoenen gedragen werd om blaren te voorkomen. Kleefkruid; wat goed is voor de huid. Dan laat ik zien hoe je een Brandnetelblaadje op kunt vouwen en eten, zonder geprikt te worden.
Planten die de maandelijkse buikpijn kunnen verminderen, krijgen van de studentes extra aandacht. Duizendblad, Witte dovenetel en Wilde majoraan vinden we in deze categorie. Een student vraagt mij naar de eigenschappen van Zilverblad, Vijfvingerkruid en Ereprijs. We vinden de rozet van Kaardenbol. “Deze plant kan erg hoog worden,” geef ik aan. “Vroeger werd de bloem na de bloei gebruikt als kam.” Er staat Meidoorn, een struik met een regulerend effect op de bloeddruk.
Onze weg gaat naar boven, het bos in. Een studente vindt een aromatische plant, die ik zo snel niet thuis kan brengen. Weer wat hogerop vinden we Citroenmelisse, wat enthousiast begroet wordt. Dit kruid kent iedereen wel. De rustgevende eigenschappen benoem ik, maar ook dat veelvuldig gebruik bij een wat trage schildklier beter vermeden kan worden. Er zijn nog veel meer plantjes om te benoemen, maar onze kruidenzakjes voor de picknick zitten al goed vol.
We dalen af naar de Duivelsgrot. Er ligt een grasveldje voor, waar een van de studentes een kleed uitspreidt. Elisabeth overhandigt mij een vergiet, water en een kom. We wassen de kruiden en dan snijd ik ze fijn. Intussen wordt ook het verse brood gesneden en uitgedeeld. Er gaat een simpele dressing van olie, azijn, mosterd, zout en fruitsap over de kruiden. Al gouw zit iedereen lekker te eten. Velen zijn verrast over de heerlijke smaak van de vers geplukte salade.
We hebben de verscheidenheid aan kruiden nog niet helemaal verorberd als het serieus begint te plenzen. Zo ver als we tussen de heuvels door kunnen kijken, ziet de lucht donker. Snel vluchten we de grotten in. Daar worden de laatste restjes brood verdeeld. De studenten krijgen van mij een blaadje met recepten en foto’s van enkele veel voorkomende kruiden. Dan is het tijd voor de terugweg. Eenmaal in de stad is het vrolijke groepje studenten snel weer opgelost.